Leerkracht

Vakoverschrijdende eindtermen:

 

Opvoeden tot burgerzin:

De leerlingen:

13. kunnen verschillende belangen op korte en langere termijn afwegen;

14. spannen zich in om de belangstelling, stanpunten en de argumenten van anderen te respecteren;

15. spannen zich in om argumenten genuanceerd te benaderen;

 

Sociale vaardigheden:

De leerlingen:

2. oefenen zich in relatievormen die ze minder goed beheersen, bijvoorbeeld:

- zich als persoon present stellen en waardering uitdrukken voor anderen;
- zich dienstvaardig opstellen, om hulp vragen en dankbaarheid tonen;
- leiding geven, verantwoordelijkheid nemen en meewerken;
- kritiek uiten en zich verdedigen, neen zeggen;

3. uiten hun zelfwaardegevoel en opvattingen;

4. worden zich bewust van en houden rekening met (on)gewenste effecten in een interactie;

5. herkennen functie en belang van een aantal elementen van goede communicatie en geven aan
   welke van deze elementen zij al beheersen;

6. oefenen zich in elementen van het communicatieve proces die ze minder goed beheersen,
   bijvoorbeeld:

- actief luisteren;
- beslissen over een mogelijke eigen reactie;
- zich helder uitdrukken in ik-termen;

7. zijn bereid om de inbreng van de gesprekspartner ernstig te nemen.

 

Eindtermen PAV 2de graad

 

Functionele taalvaardigheid:

De leerlingen:

1. kunnen informatief lezen en luisteren;
2. luisteren in interactie met anderen;
3. zijn mondeling assertief: ze kunnen informatie inwinnen, samenvatten en meedelen;
5. kunnen hun eigen mening en gevoelens uiten.

 

Functionele informatieverwerving- en verwerking:

De leerlingen kunnen:

17. onder begeleiding en voor hen toegankelijke informatie in herkenbare
     concrete situaties vinden, selecteren en gebruiken;
18. informatie uit uiteenlopend voor hen bestemd tekstmateriaal en voor
     hen bestemde formulieren begrijpen en gebruiken;
19. onder begeleiding gebruik maken van informatie- en communicatietechnologie.

 

Organisatiebekwaamheid:

De leerlingen kunnen:

22. bij groepsopdrachten onder begeleiding:

- overleggen en actief deelnemen;
- intructies uitvoeren;
- reflecteren.

 

Functionele tijd- en ruimtebewustzijn:

De leerlingen:

30. kunnen onder begeleiding aspecten van het dagelijks leven
     van mensen in een andere tijd of op een andere plaats met hun
     eigen leven vergelijken;
31. kunnen belangrijke wereldproblemen bondig omschrijven.